De zeven deugden in de politiek
Ontdek de zeven onmisbare deugden voor het behoud van onze democratie volgens Joris Backer, geïnspireerd door Alexis de Tocqueville.
Zeven democratische deugden
De kwetsbaarheid van onze democratie baart zorgen. Daarom ging ik op zoek naar een ander perspectief dan de gebruikelijke invalshoek van de boze of afgehaakte burger, het gebrek aan inspraak, het niet willen luisteren naar de regio’s enzovoort.
Op mijn zoektocht stuitte ik op de werken van de 19e-eeuwse politicus-denker Alexis de Tocqueville (kortheidshalve: Tocqueville). Hij was ruim tien jaar parlementariër, enkele maanden minister, lid van de Academie Française, en beroemd door zijn boek 'Over de democratie in Amerika' (gepubliceerd in 1835 gevolgd door deel 2 in 1840). Tocqueville’ s leidende thema is dat deugdzaam handelen van burgers, bestuurders en rolmodellen beslissend is voor het succes of falen van de democratie.
Ik combineerde die inzichten met mijn eigen ervaringen in politiek en samenleving en ontdekte zo de Zeven deugden van de Democratie. Deugden die onontbeerlijk zijn voor een succesvolle instandhouding van onze democratie. Op het belang van deugden was ik gestuit bij het lezen van het (postuum uitgegeven) boek van mijn oud-collega en senator Willem Witteveen (De wet als Kunstwerk). Opgelet: het zijn niet de klassieke deugden. Ze zijn door mij bedacht om een handelingsperspectief te ontwikkelen.
Veel dominante analyses van ontwikkelingen in het publieke debat gaan over het maatschappelijke onbehagen. Er is geen eenduidige verklaring voor, maar er zijn wel inzichten die helpen om dit te begrijpen. Tocqueville wees ons al in de 19e eeuw op de paradox (ik doop die de Hollandse Vooruitgangsparadox) dat bij groei naar gelijke omstandigheden (ook wel vertaald als standengelijkheid) voor veel mensen het resterende verschil des te harder schuurt. Die groei naar gelijke omstandigheden is in zijn analyse (en de mijne) de natuurlijke gang van de geschiedenis sinds de middeleeuwen. Naarmate de sociaaleconomische gelijkheid onder handbereik komt, verschijnen er andere verschillen (status, prestige, privilege) die niet altijd overbrugbaar zijn.
De eerste democratische deugd die ik ontdekte is: een Veerkrachtig Maatschappelijk Weefsel. Anders dan de dominante analyse (ook te lezen in het eindrapport van de Commissie Parlementair Stelsel ofwel de Commissie Remkes) bezie ik onbehagen in ons land als een gezonde en noodzakelijke uiting van de meerstemmigheid in de democratie. Er zijn verschillende opvattingen over waar het heen moet gaan en hoe daar te komen. Het populisme als zodanig is niet het gevaar voor de democratie: die zal geen meerderheid halen. Het is de reactie daarop door de middenpartijen (accommodatie) die de balans echter kan doen doorslaan. De onderstroom in het maatschappelijk onbehagen is machteloosheid en aanpassingspijn bij de grote opgaven van deze tijd. Positief is dat (vrij naar Albert Camus) in elk Nee ook een Ja zit. De uitdaging is om dat deel van de Neezeggers, bij wie ook een Ja mogelijk is, over te halen om mee te doen aan oplossingen binnen de grenzen van de democratische rechtsstaat.
Als tweede deugd zie ik Democratische gedrag en goede Manieren. Deze deugd vloeit mijns inziens logisch voort uit de eerste: dit type houding en gedrag komen tot bloei in een samenleving die gebaseerd is op ‘een voorschot in vertrouwen’. Ik maak daarbij wel onderscheid tussen politesse (de gewone beleefdheidsregels) en civilité (beleefdheid vanuit het hart), zoals dat door de Franse filosoof Andre Bergson werd gedaan (en velen na hem).
In onze seculiere en geïndividualiseerde samenleving wordt een beschavingsoffensief steeds belangrijker; individuele keuzes worden gedreven door de klassieke menselijke (on)deugden. Zonder nadere regulering kunnen fake news en algoritmische verbubbeling die de ondeugden versterken in de sociale media, doorslaggevend worden in succes of falen van de instituties van de democratie.
De derde deugd is Democratische Representatie. Ik heb als senator de gelaagdheid van een kiezersmandaat ervaren en zou dat zichtbaar willen maken door de metafoor van de matroesjka. De buitenkant van de pop is de politiek marketing tijdens verkiezingstijd. De middelste matroesjka is het onzichtbare deel dat bezig is met compromissen bij onderhandelingen over een regeerakkoord. Het binnenste popje vormt het democratische hart dat het algemeen belang moet dienen, ook al is dat strijdig met de wens van de eigen kiezers. Ik veronderstel dat vele lezers van de Nestor de dilemma’s die ik schets zullen herkennen, die van het gelaagde poppetje als alternatief voor de zogenaamde kloof tussen kiezer en gekozene.
De discrete charme van het compromis is de drager van het succes van het parlementaire stelsel. Ik ben dan ook een geharnaste tegenstander van het fenomeen referendum, dat haaks staat op het compromis.
Wel zou het goed zijn voor de democratische representatie wanneer de verkiezingen van de Eerste en Tweede Kamer gelijktijdig plaats zouden vinden, waarbij voor de senaat de getrapte verkiezing wel in stand blijft.
Bij deze derde deugd hoort tenslotte ook een gekozen minister-president. Het is nodig deze positie democratisch te versterken vanwege de rol in de Europese Raad.
Als vierde deugd zie ik de Weerbare Instituties. Voor deugdzaam burgerschap zijn kennis en vaardigheden nodig, die alleen door goed onderwijs verworven worden, een dragend element van de democratie. Dat geldt ook voor de media en de cultuur. Rob Wijnberg heeft in zijn boek Voor ieder wat waars de rol van de journalistiek helder besproken. Tocqueville zag al dat vrije communicatie door pluriforme media en cultuur essentieel zijn voor een democratische samenleving.
De vijfde deugd is in deze context wellicht ongewoon, maar in mijn opvatting onmisbaar: Rechtvaardige welvaartsontwikkeling. In de drieslag vrijheid, gelijkheid is de broederschap vaak problematisch. Die zal in mijn opvatting het resultaat zijn van gebreideld kapitalisme en welvaartsgroei, gepaard aan rechtvaardige herverdeling via fiscaliteit.
De zesde deugd kan de lezer bijna al raden: Wijs Bestuur. Het intrigerende inzicht van Tocqueville was dat een democratische samenleving langs twee wegen bij de slavernij of horigheid kan uitkomen. Het streven (in de vijfde deugd) naar absoluut gelijke uitkomsten in welvaart voor elke burger vraagt om een staat die een centrale en absolute macht ontwikkelt en daarin kan de mens vermorzeld worden. De andere weg is dat de geïndividualiseerde burger zelf vraagt om interventies, waardoor de centralisatie van gezag zal toenemen. We leerden van de Toeslagen-affaire in eigen land dat het vermorzelen van de burger in een democratische samenleving geen theorie is, maar werkelijkheid kan worden.
Tot slot kom ik onvermijdelijk bij de zevende deugd: Goede wetgeving en rechtspraak. Dit is het kwetsbaarste onderdeel van de democratische rechtsstaat. Een deugd die het eerste onder vuur ligt bij antidemocratische krachten (zie Polen en Hongarije). In Nederland missen we op dit gebied nog de mogelijkheid van juryrechtspraak.
Verder is het inderdaad tijd voor toetsing aan de grondwet, maar ik ben geen voorstander van een Constitutioneel Hof,
Zijn er naast deze deugden dan geen institutionele voorstellen of andere interventies nodig?
Jawel, maar ze zijn niet beslissend voor het behoud van de democratie, is mijn stelling.
Het ligt in de aard van de Hollandse Vooruitgangsparadox om het zicht te verliezen op wat we gerealiseerd hebben in ons land. Dat is zowel in absolute als relatieve zin exceptioneel in de wereld. Ik deel wel Tocquevilles inzicht dat de democratie niet vanzelf in stand blijft als de wil van de burger daartoe komt te ontbreken.
Zo zijn we teruggekeerd naar het belang van deugdzaam handelen. Nee, we gaan niet bergafwaarts met onze democratie, maar hebben wel een opdracht, namelijk om door deugdzaam handelen deze unieke samenlevingsvorm in stand te houden.
Reacties
Log in om de reacties te lezen en te plaatsen