Artikelen

Nederland-Indonesië: Vervolg van een koloniale geschiedenis

Geëngageerd historisch onderzoek.

Al in de 19e eeuw werd sinds de bredere visie van Thomas Raffles (Java, 1811-1816) kritisch gekeken naar het koloniale regiem, maar het bleven toch eenlingen vanuit een groeiende ‘ethische’ (Leidse) stroming. Nederland en Indonesië is een gecompliceerde geschiedenis met talloze facetten. Maar in essentie was en bleef Indonesië een kolonie en, zoals in vergelijkbare gevallen, een welkome bron van inkomsten en leverancier van grondstoffen voor het moederland en wijder. Een economisch wingebied, dat over 300 jaar en vooral vanaf de 19e eeuw steeds intensiever werd opgebouwd. Maar het was meer dan economie. Door het aldoor groeiende aantal Nederlanders, vaak generaties lang en deels zich ook uitbundig vermengend met de lokale bevolking, werd Indonesië deel van het Hollandse DNA. Van deze veelkleurige realiteit leggen talloze persoonlijke, historische publicaties en (soms felle) polemieken blijvend getuigenis af. De laatste jaren valt het zoeklicht ook meer op donkere zijden. In 2016 riep de Zwitsers-Nederlandse René Limpach brede reacties op met zijn proefschrift (in Bern!) De brandende kampongs van Generaal Spoor, in 2020 volgden De wraak van Diponegoro van Martin van Bossenbroek en Revolusi van David van Reybrouck. Limpach en de vele reacties daarop waren politieke aanleiding voor een historisch onderzoek van de Instituten van Volkenkunde, van Militaire Historie en het NIOD. Het project Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog 1945-1949, kwam in februari op tafel.

1. Drie verweven hoofdstukken bij de scheiding

De voor Nederland wrede scheiding kon eigenlijk niet anders dan uiterst moeizaam worden voltrokken. Daarvoor lagen de posities te ver uiteen. De centrale hoofdstukken in het scheidingsproces zijn en worden dan ook met de grootste moeite afgerond. Er is een herkenbare parallel met andere dekolonisaties, zoals die van België, Frankrijk, Portugal en Groot-Brittannië. Er was in de eerste plaats de bittere strijd met duizenden slachtoffers aan beide zijden tussen Nederland en de Republiek, vanaf de Proklamasi van Onafhankelijkheid door Soekarno op 17 augustus 1945 tot aan de plechtige soevereiniteitsoverdracht op 27 december 1949. Daarnaast het moeizame proces van erkenning van de Indonesische soevereiniteit door Nederland vanaf 17 augustus 1945. In de derde plaats is er de (weder-)opname van velen, die vanaf 1945 vanuit Indonesië naar Nederland verhuisden. Het ging om circa 300.000 Nederlanders en Indische Nederlanders, met tot nu 2 miljoen nazaten, en 12.500 Molukkers, nu ongeveer 65.000. Allen brengen eigen geschiedenissen, levensstijl en cultuur naar Nederland. Zij werden hier met tegenzin ontvangen, zonder mededogen voor het harde fysieke en psychische bestaan onder de Japanse bezetter. Velen waren berooid en zij integreerden maar moeizaam. In het bijzonder gold dit voor de Oranjetrouwe Molukkers. Er zijn ook de nodige rechtszaken aangespannen. Economisch werd de klap uiteindelijk veel beter opgevangen. In 1966 kwam met Indonesië een schuldenregeling tot stand, en Nederland reoriënteerde zich naar Europa. De drie hoofdstukken van strijd om de onafhankelijkheid, van erkenning van de onafhankelijkheidsdatum door Nederland en van integratie van de landgenoten overzee in Nederland zijn uit de aard van de zaak nauw met elkaar verweven, maar zij hebben ieder hun eigen geschiedenis en zij volgen ieder hun eigen traject.

2. Onafhankelijkheid en verwerking van het verleden

De onafhankelijkheid van Indonesië verliep chaotisch en in een vacuüm. Japan capituleerde op 15 augustus, het Britse leger arriveerde pas in september, het Nederlandse bestuur verkeerde in het luchtledige. Soekarno, die zich - gegrepen door de bijna mythische opstand van de Javaanse vorst Dineponegoro rond 1830 – lange jaren had voorbereid, nam vooral onder druk van revolutionaire krachten in de verwarring meteen de gelegenheid te baat voor de Proklamasi van de onafhankelijkheid op 17 augustus. Hij vormde stante pede een regering met Hatta, Sjahrir en anderen. Dit vormde het begin van een lange strijd, te velde zowel als diplomatiek. Het startschot hiervan was de opstand van de revolutionaire permoedas, de Bersiap, tegen de Nederlandse en Indo-Europese bovenlaag. Soekarno en de nationalisten kregen geleidelijk meer vat op de situatie met name op Java en Sumatra, waarna de revolutie oversloeg naar Celebes. Daar zocht Raymond Westerling in 1946 de beruchte confrontatie met de revolutionairen in een van beide kanten niets ontziende guerrillaoorlog.[1] Daarna blijft het hectisch en onrustig met vijandelijkheden. Ondertussen starten onderhandelingen met Nederland en komen er mede door toedoen van de Republikeinen beschermingskampen voor bedreigde groeperingen tot stand. Maar tijdens de voortdurend stokkende onderhandelingen volgen vanaf juli 1947 en van eind ’48 tot januari 1949 de eerste en tweede politionele actie, grootschalige militaire operaties van het KNIL en duizenden dienstplichtigen. Dit was dus ná het perspectiefvolle Akkoord van Linggadjati van 15 november 1946, dat het vooral door toedoen van het stugge Den Haag niet haalde. Op het hoogtepunt waren er 200.000 defensie-mensen in alle mogelijke functies betrokken, van wie 65.000 man te velde. Qua militaire bezetting is het aantal vergelijkbaar met de krijgsmacht in 1940. De geliefde Wieteke van Dort, Soerabaya 1943, zingt niet meer en het aantal Indonesische restaurants krimpt gestaag. Gerepatrieerden zijn inmiddels vernederlandst, er zijn ook nog veteranen. Maar de Japanse bezetting kreeg pas in een laat stadium erkenning in het nationale bewustzijn. De politieke verwerking is ondertussen nog steeds niet afgerond. De onder internationale druk afgedwongen soevereiniteitsoverdracht leidde tot politieke verbittering. Eind 1962 viel tenslotte ook Nieuw-Guinea via de VN (tégen Luns) aan Indonesië toe. Vervolgens werd het stil. De ontwikkelingsrelatie met Indonesië stond in latere jaren onder minister Jan Pronk onder de nodige spanning, totdat president Soeharto zélf deze in maart 1992 zonder omwegen verbrak. Dat moest in Nederland toen wel even worden verwerkt. De kans op een erkenning van de onafhankelijkheidsdatum van 17 augustus 1945 werd vooral door toedoen van de veteranen verspeeld tijdens een politiek zwaar geladen staatsbezoek van Koningin Beatrix aan Indonesië in augustus 1995. Het beeld kantelde pas door een uitspraak van minister Ben Bot in een rede in 2005[2] : Door de grootschalige inzet van militaire middelen kwam ons land als het ware aan de verkeerde kant van de geschiedenis te staan. Hij sprak namens het kabinet ook van een politieke en morele aanvaarding van 17 augustus 1945 als datum van de onafhankelijkheid. De Haagse rechtbank veroordeelde in 2011 de staat tot schadeloosstelling en excuses aan weduwen wegens het bloedbad in het dorp Rawagede. Koning Willem Alexander betuigde bij het staatsbezoek in maart 2020 van zijn kant spijt en excuses aan Indonesië voor het geweld tijdens de politionele acties.

3. Het oorlogsgeweld onder de loep

De verwerking van het eigen oorlogsverleden is een tijdrovend en moeizaam gebeuren. Gedreven door kritiek op ’s lands krijgsdaden gelastte het kabinet al onmiddellijk in 1949 een onderzoek, de commissie Van Rij/Stam, twee uitnemende juristen, die op basis van bestaand oorlogsrecht in hoog tempo een zeer kritisch en tot op vandaag geprezen rapport presenteerden. De abrupte soevereiniteitsoverdracht stopte verdere uitwerking. Van Rij/Stam belandde in de onderste la. In 1968 bond Joop Hueting, oud-Indiëstrijder (en latere hoogleraar) de kat de bel aan. Een schokkend vraaggesprek in januari ’69 bij Achter het Nieuws en vervolguitzendingen noopte het kabinet tot archiefonderzoek, dat kort daarna resulteerde in de Excessennota. Premier de Jong concludeerde toen, dat er sprake was geweest van excessen, maar vond tevens dat 'de krijgsmacht zich als geheel correct heeft gedragen'. De oproep tot een parlementaire enquête haalde het niet. Ook de Excessennota ging langs de zijdeur af. De belangstelling is vooral de laatste jaren sterk gegroeid. Spectaculair was in 2016 een tot in detail uitgevoerd onderzoek van Zwitsers-Nederlandse René Limpach met vergaande conclusies over de oorlogsmisdrijven. Limpach kreeg ruime steun van historisch-wetenschappelijke expertise in Nederland. Deze klaroenstoot uit Bern, reacties en publicaties leidden tot de politieke opdracht aan de drie gerenommeerde Instituten tot een onafhankelijke wetenschappelijke studie over de afwikkeling van beide Politionele Acties in 1947 en ‘48/’49. Zij publiceerden op 17 februari jl. het genoemde rapport Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog 1945-1949, bestaande uit een samenvattend overzichtswerk en deelstudies. Er zijn nog lacunes, zo is het geweld van de tegenpartij onvoldoende in beeld gebracht. Het kabinet zond het met een kort commentaar naar de Kamer, waarop een hoorzitting volgde op 23 mei jl. 6000 Nederlandse militairen lieten het leven en aan Indonesische kant vielen ruwweg 100.000 doden, en daarnaast nog enkele tienduizenden doden door onlusten. De politionele acties mondden uit in een guerrilla. Zij leidden, aldus de studie, tot vele vormen van extreem geweld, ook naar de maatstaven van toen, van incidentele tot structurele en massa-geweldsdelicten. Verreweg de meeste werden te velde goedgepraat, militaire en justitiële vervolging bleef vrijwel altijd achterwege. De hoofdverantwoordelijkheid lag echter politiek in Den Haag en Jakarta onder de stelregel ‘rust en orde’ en het (gevaarlijke) ‘eerst orde, dan onderhandelen’. Dit doel resulteerde bij wandaden in straffeloosheid, die de weg vrijmaakte voor verwoestingen en regelrechte moordpartijen. Dit rapport verdient nu een serieus politiek debat. De spiegel die Nederland –  gidsland! - wordt voorgehouden, is niet mals. Verdieping zal verantwoordelijkheden in een getrouw historisch perspectief moeten plaatsen, ontdaan van eenzijdigheden. Ook kunnen vervolgopdrachten van onderzoek recht doen aan de gecompliceerde en ook in menig opzicht rijke geschiedenis van Nederland en Indonesië. Het vervolg van de koloniale geschiedenis Nederland – Indonesië zal met dit alles zeer zijn gediend.

 


[1]              De heftig bediscussieerde Bersiap kostte rond de 6000 levens aan Nederlandse kant, vroeger sprak men van grotere aantallen, van 20 tot 30.000. Daar komen duizenden van andere bevolkingsgroepen bij.

[2]              Rede Minister Ben Bot bij Stichting Herdenking 15 augustus 1945 (einde oorlog) op 15 augustus 2005


Geanimeerde Najaarsbijeenkomst in historisch Leiden
01nov

Geanimeerde Najaarsbijeenkomst in historisch Leiden

In het fraaie, monumentale, onlangs gerenoveerde en tegelijk verduurzaamde stadhuis van Leiden, vond 20 oktober jl. de...

Nederland Tambour-maître in Brussel? | Onze positie in de EU doorgelicht
29sep

Nederland Tambour-maître in Brussel? | Onze positie in de EU doorgelicht

  • Nestor

Nederland Tambour-maître in Brussel? Onze positie in de EU doorgelicht Nederland gaat ‘een voortrekkersrol spelen’ in de Europese Unie,...

Reacties

Log in om de reacties te lezen en te plaatsen