Artikelen

Polarisatie en politiek

‘Met mij gaat het goed, met ons gaat het slecht’, zo vatte ik zo’n twintig jaar geleden het gevoel van Nederland samen. Veel later, in 2018, werd het de titel van een boek, dat liet zien dat het met Nederland helemaal niet slecht ging. In ‘Met ons gaat het nog altijd goed’ bevestigde Peter Hein van Mulligen van het CBS dat in 2020 dat nog eens. Hij noch ik konden voorzien hoe weinig zekerheid uiteindelijk toch ontleend kon worden aan de wetenschap te leven in een van de meest welvarende en best georganiseerde landen van de wereld. De Covidpandemie ontregelde economie en samenleving, de oorlog in Oekraïne maakte veiligheid en energievoorziening kwetsbaar, de kinderopvangtoeslag gaf de verzorgingsstaat een wel heel lelijk gezicht en de stikstofcrisis leek permanent te worden.

NIET ALLEEN IN NEDERLAND

Veel van de problemen waar Nederland mee kampt, zijn ook de problemen van de landen om ons heen. Der Spiegel bericht zowat iedere week over het milieuvraagstuk, de energietransitie, het gebrek aan betaalbare woningen, de integratie van minderheden, de stijgende inflatie en de tekortkomingen in zorg en onderwijs. Al meer dan twintig jaar is er in Duitsland sprake van Politikverdrossenheit en zelfs Politikerverdrossenheit, van vermoeidheid met de politiek en afkeer van politici. Toch is er nog altijd sprake van een ruime mate van Systemzufriedenheit. Die bestaat net zo in Nederland. Weinig mensen willen van de huidige democratische instituties af en nog minder van de democratie als zodanig. De ontevredenheid richt zich op de politiek en de politici, op de manier waarop kabinet en parlement functioneren. Het moet allemaal beter, efficiënter en effectiever, dichter bij de burgers met meer directe vormen van democratie, met meer gewone mensen, waar ook meer naar geluisterd moet worden.

Dat klinkt allemaal nogal redelijk en gematigd. De meeste mensen zijn ook geen boze burgers en denken met Rutger Bregman ook dat ‘de meeste mensen deugen’. Al heel lang vindt 50 tot 60% van de bevolking dat de meeste mensen te vertrouwen zijn. 75-80% ondersteunt de stelling ‘dat er nog altijd veel mensen bereid zijn een ander te helpen’. Tegelijkertijd meent zo’n 70% dat het in Nederland ‘steeds meer ieder voor zich’ wordt en mensen ‘minder respect’ in de omgang met elkaar hebben. Uiteraard gaat het dan altijd om anderen. Van zichzelf hebben de meeste mensen een veel vriendelijker beeld. Op de uitspraak ‘Er zijn mensen die ik ben gaan haten om de standpunten die zij innemen’ reageert niet meer dan 15% met instemming. Dat is sinds 1970 (!) zelfs eerder minder dan meer geworden.

‘ALS POLARISATIE DICHTBIJ KOMT’

Betekent dit nu ook dat de actuele oproep van SIRE ‘Verlies elkaar niet als polarisatie dichtbij komt’ eigenlijk overbodig is? Dat zou een te snelle conclusie zijn, want in absolute getallen gaat het dan toch om haatgevoelens bij een op de zeven volwassenen. Natuurlijk verschillen mensen in ‘haatintensiteit’ en zeker ook in de intentie om aan de haat in interactie of zelfs fysieke actie uitdrukking te geven. Dat is nu niet anders dan vroeger, maar de vraag is wel of het ‘haten’, het emotionele en individuele equivalent van polarisatie, nu anders van aard is, heftiger misschien ook dan vroeger. Volgens SIRE denkt driekwart van de Nederlanders dat. Ze herkennen polarisatie in het debat in de Tweede Kamer en in de vele protestacties. Polarisatie is ook persoonlijker geworden. Publieke figuren en vooral prominente politici, maar ook bestuurders en ambtenaren, zijn vaker het doelwit in de sociale media en ook in de privésfeer. De meestal verwijtende, beledigende en ook bedreigende toon waarop dat gebeurt, laat zien dat het inderdaad niet om een politiek of ideologisch verschil van mening gaat, maar om gevoelens van boosheid en haat. Die kan zich richten op de ‘standpunten’, maar blijkt toch vooral gericht op persoon en ook sekse. Negatieve emotie treft altijd dieper dan verschil van opinie. Op persoonlijke aanvallen reageren is moeilijk en met gelijke munt terugbetalen eigenlijk onmogelijk. Wat overblijft is het doen van aangifte, het hebben van persoonlijke beveiliging of het kiezen voor een weggaan uit de publieke sfeer. Voor het jaar 2000 kende Nederland in de publieke ruimte nauwelijks beveiliging, niet persoonlijk en niet institutioneel. Daar waren we ook wel trots op. Dat is voorbij, in een open samenleving zitten bestuurders achter gesloten deuren.  

EENZIJDIGE POLARISATIE

 Van een scherpe tweedeling in de hele samenleving, zoals die in de VS inmiddels tussen Republikeinen en Democraten is gegroeid, is in Nederland geen sprake. De haat tegen sommige politici is eerder persoonlijk dan partijdig, terwijl de polarisatie juist opvallend eenzijdig is. Geen twee grote partijen tegenover elkaar, maar een minderheid die zich ‘lautstark’ afzet of zelfs keert tegen wat door een meerderheid als verstandig en door de overheid als noodzakelijk gezien wordt. De AIVD waarschuwt inmiddels wel nadrukkelijk voor de aantrekkingskracht die een half tot één procent van de bevolking koestert voor complottheorieën, waarin een kwaadaardige elite de vijand van het volk en van de democratie is. De algoritmes van de sociale media versterken dat geloof met wat als onomstotelijk, maar ook steeds weer onderdrukt bewijs wordt gepresenteerd. Dat leidt niet tot een volksopstand of een burgeroorlog, wel tot onzekerheid bij de meerderheid en actiebereidheid bij een minderheid. Klein in aantal, maar in de eigen bubbel steeds meer gemotiveerd en steeds beter georganiseerd.

In politieke termen gezien komt het gevaar, persoonlijk zowel als politiek, nu minder van links dan van rechts. Dat heeft er mogelijk mee te maken dat in de loop van ruim een halve eeuw bij links meer ‘Systemzufriedenheit’ is ontstaan. Dat klinkt misschien wat vreemd gezien de huidige discussie over de dominantie van het neoliberale model voor economie en samenleving, maar er zijn duidelijk aanwijzingen voor. Zelfs uiterst links wordt politiek meer geaccepteerd dan ook niet al te extreem rechts. Ter linkerzijde staat anders dan rechts ook de steun voor de huidige inrichting van de democratie, inclusief het partijenstelsel, nauwelijks ter discussie.  Naarmate een partij zich dichter bij het rechtereinde van het politieke spectrum bevindt, stuit zij in Nederland, Duitsland, Frankrijk en België feitelijk op weinig minder dan een cordon sanitaire. Anders dan nu in Israël wordt de meest rechtse vleugel in het parlement buiten een coalitie gehouden. Vaak stellen de rechtse partijen zich ook zo op dat ze zichzelf buiten een coalitie (moeten) houden. Soms omdat men welbewust afwijkt van de Grondwet, altijd ook omdat men de Europese Unie als wetgever niet kan accepteren.

SPELREGELS 

Extreem rechts heeft veel meer dan links moeite met de parlementaire spelregels. Soms schuurt het langs de grenzen van wat een ‘nepparlement’ genoemd wordt, maar inmiddels gaat het met dreigingen als de komst van ‘tribunalen’ ook om grensoverschrijding van democratische principes. Retorisch wordt zo in de Tweede Kamer afstand genomen van de scheiding der machten en de verbinding gelegd met de boze twitteraars buiten.

De publieke media, de kranten, maar vooral de televisie, geven naar verhouding graag en gemakkelijk aandacht aan standpunten die scherp en contrair zijn, emotioneel aansprekend en persoonlijk betrokken. Kranten kunnen niet zonder een in letters uitgedrukte en dus cognitieve boodschap, televisie raakt met beelden onmiddellijk het gevoel. De sociale media maken het mogelijk direct, persoonlijk en tegelijkertijd onzichtbaar en anoniem uitdrukking te geven aan het eigen gevoel, meestal een reactie op wat net op televisie te zien of te horen was. Televisie houdt als medium zelf meer van conflict tussen mensen dan tussen ideeën. Tijdens de COVID-19-epidemie was er in de media daarom altijd ruimte voor de antivaxers. De heetgebakerde uitzondering zou kunnen doen vergeten dat eind 2021 al 86% van de bevolking zich had laten vaccineren. 12% wilde dat niet en dat ook nog om veel verschillende redenen. Iets dergelijks, maar wat besmuikter, doet zich nu ook voor bij het stikstofprobleem. De meerderheid van de boeren gaat echt niet met de trekker naar het Malieveld, erkent vaak ook wel dat het om een ernstig probleem gaat, maar spreekt zich niet duidelijk uit tegen de militaristische polarisatie van Farmers Defence Force. Is dat angst of juist hoop dat er uiteindelijk een zachte oplossing gevonden zal worden, die meer rekening houdt met de toekomst van de huidige boerenbedrijven? Waarschijnlijk is er zowel angst als hoop, maar in een democratie passen geen intimidaties, persoonlijk bedreigingen of vormen van huisvredebreuk.

WISSELEND TEVREDEN

De extremere positie is nooit de keuze van de meerderheid, ook steunt die de daarin tot uitdrukking komende teneur. De meeste Nederlanders zijn geen boze burgers. Meestal zijn ze behoorlijk tevreden met hun bestaan en met het land waarin ze leven. In dat oordeel zit ook niet veel beweging en dat geldt ook voor meer principiële zaken als gelijke rechten of de waarde van democratie. Als het gaat om de eigen financiële situatie, de eigen woning, het eigen werk of de eigen sociale omgeving, blijkt de overgrote meerderheid daar al jaren tevreden of zelfs heel tevreden mee te zijn. Dat verandert als het epitheton ‘eigen’ niet meer van toepassing is. Gemiddeld geeft de Nederlander 7,7 als waarderingscijfer voor het eigen leven en met 6,1 toont men zich bezorgd over de maatschappij. Die cijfers en verhoudingen veranderen niet erg. Met een waarderingscijfer van 4,6 is men nu wel erg kritisch over de politiek. Gezien de ongelukkige manier en het wel heel late moment waarop de formatie van het kabinet-Rutte 4 tot stand kwam, is dat geen verrassend cijfer. Het is ook niet meer dan logisch dat men in 2022 verwachtte dat de economie het slechter zou gaan doen, dat er zorgen waren over de hoge inflatie, de prijs van energie, het stikstofprobleem, het woningtekort en de opvang van vluchtelingen. Al deze onderwerpen staan iedere dag hoog op de onontwarbaar verstrengelde agenda van de media en van de politiek. Bijna altijd al denken meer mensen dat het met Nederland eerder de slechte dan de goede kant uitgaat, maar nu is het percentage optimisten met 12% wel erg laag. In 2020 was dat nog 45%.

Dat kan weer veranderen en dat zal ook gebeuren als de economie weer minder onzeker aanvoelt, de inflatie onder controle is en de aanpak van de grote problemen weer geloofwaardig wordt gevonden.  De publieke opinie maakt dan weer een opgaande beweging. Het probleem van de persoonlijke belediging en bedreiging wordt daarmee niet opgelost. Politiek kan dat ook niet, al kunnen politici dat risico voor elkaar en zichzelf wel kleiner maken door een effectiever kamerreglement. ‘Spreken via de voorzitter’ is de oudste regel om in het debat de persoonlijke aanval te ontkrachten. Kijkcijfers dwingen televisie om juist aan het persoonlijke veel aandacht te geven, maar voor politici is dat een tweesnijdend zwaard gebleken. Paradoxaal genoeg biedt minder aandacht voor het persoonlijke de betere bescherming tegen bedreiging van de persoon. In het strafrecht is er al meer aandacht voor het gewicht van persoonlijke bedreigingen en dat is ook terecht. Inmiddels is immers duidelijk dat minder de bedreigingen zelf als de beduchtheid daarvoor bedreigend zijn voor de bereidheid om politieke en bestuurlijke functies te bekleden. Als ‘Politikerverdrossenheit’ tot afzien van politieke verantwoordelijkheid leidt, komt de democratie zelf en daarmee de ‘Systemzufriedenheit’ in gevaar.  Voor een belangrijk deel is dat zeker ook een onvoorzien gevolg van de mogelijkheid om in de sociale media anoniem en onbereikbaar te kunnen beledigen en bedreigen. Dat moet veranderen. De boosheid van een burger mag geen vrijbrief zijn voor de bedreiging van een medeburger, politicus of niet.

NOOT

Voor dit artikel is gebruik gemaakt van de sinds 2008 uitgevoerde Continu Onderzoek Burgerperspectieven van het Sociaal en Cultureel Planbureau en van de onder redactie van Paul Dekker verschenen bundel ‘Politieke polarisatie in Nederland’ (Utrecht, Wereldvenster,2022). De Stichting Synthesis heeft ieder van de leden van het kabinet en van de Eerste en Tweede Kamer een exemplaar van de bundel doen toekomen.

AUTEUR

Paul Schnabel is universiteitshoogleraar em. van de Universiteit Utrecht, was van 2015-2019 lid van de Eerste Kamer voor D66 en van 1998-2013 directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau.


EU: Wereldspeler met ernstige mankementen
02okt

EU: Wereldspeler met ernstige mankementen

1. Van interne naar externe focus Ursula von der Leyen muntte in het najaar van 2019 het begrip Geopolitieke Commissie. Een...

Politiek is een vak: deel 2
05jul

Politiek is een vak: deel 2

Politiek is een vak. Deel Twee. Als vervolg op het eerste deel van deze serie volgen nu vier gesprekken met de oud-parlementsleden....

Reacties

Log in om de reacties te lezen en te plaatsen